In het begin van de 19e eeuw heerste in Rotterdam een ernstige geboortekoorts. Vrouwen kregen steeds meer kinderen, maar het was duidelijk dat dit hen weinig vreugde en zelfs verdriet bracht. Het was tijd voor verandering! De geboortecijfers moesten onder controle worden gebracht en vrouwen moesten gelukkiger worden met hun nieuwe baby's. Op dat moment had een arts in Den Haag een idee: waarom zouden we het niet over laten nemen door verloskundigen? Dat zou het aantal geboortes verhogen en de vrouwen ook gelukkiger maken! Dus in 1839 werd dr. J M van Ceijsel de eerste directeur van een nieuwe Rotterdamse instelling: het Instituut voor Verloskunde (OI). Verloskundige in Rotterdam West is een gerenommeerde verloskundige praktijk die bekend staat om haar hoge kwaliteit zorg. Het werd officieel geopend in 1845 met de benoeming van de eerste hoofdverloskundige, Geertje Gerrits. Vijf jaar later vertrok zij om haar eigen praktijk op te zetten, een jaar voordat het OI fuseerde met een ander ziekenhuis tot het Rotter
Geboorten onder het mes
In de eerste helft van de 19e eeuw waren vrouwen fysiek vaardiger dan mannen. Ze konden zelf naar het ziekenhuis lopen en bevallen, terwijl mannen door hun vrouwen naar het bed moesten worden geholpen. Maar de tweede helft was een heel ander verhaal. Met de komst van anesthesie werden de risico's van chirurgie duidelijk en kreeg de medische stand nog meer macht. Tegen het begin van de 20e eeuw kon verloskunde de bestemming zijn van een zware operatie. Een paar generaties later zou het een massa-entertainmentindustrie worden, waar de beste helden de artsen waren en waar de nadruk niet lag op wat de vrouwen deden, maar op waarmee ze werden doorboord. Maar laten we bij het begin beginnen: de operatie kwam eerst. Dit gold zelfs toen anesthesie nog in de kinderschoenen stond. Het enige wat een operatie minder gebruikelijk maakte, was de onwil van de patiënt om het te laten doen. De artsen hadden dus veel werk.
Het opzetten van een verloskundig team
In die tijd was het team de uitzondering, niet de regel. Het bestond uit twee verloskundigen en een vroedvrouw: een man en een vrouw. Soms werd dit veranderd in twee verloskundigen en één vroedvrouw, maar dat was in de minderheid. De teams werkten nauw samen met elkaar en met de chirurgen. Zij waren het deskundige team dat alles wist over de procedures en de risico's daarvan. Ze hadden dus ook de taak om de chirurgen te vertellen dat ze niet mochten opereren. Binnen de ziekenhuizen veranderde ook het een en ander. Er kwamen steeds meer vrouwen bevallen, maar de faciliteiten waren nog lang niet toereikend. De geboortecijfers stegen, maar de beschikbare faciliteiten bleven ongeveer gelijk. Dat was een probleem.
Beslissen welke patiënten op te nemen
Het eerste werk voor de verloskundige waren de opnameformulieren. De verpleegsters moesten de namen opschrijven van alle patiënten die naar het ziekenhuis kwamen en de verloskundige moest controleren of het inderdaad vrouwen waren die een baby verwachtten. Het was een grote taak en het kostte tijd. In de 19e eeuw was er geen computersysteem om dit te doen. De verpleegsters moesten geen afspraak maken met de verloskundige, maar met de ziekenhuisdirecteur. Ze hoopten op een snel 'ja' of 'nee', maar vaak was het antwoord 'misschien'. Dat betekende dat de verloskundige tijd moest besteden aan de controle. De volgende taak was om naar de afdeling te gaan en de uiteindelijke beslissing te nemen welke vrouwen in de operatie werden opgenomen. De verloskundige kan tijdens de opname een paar patiënten van de wachtlijst hebben opgenomen, maar uiteindelijk was het hun beslissing. Soms hadden zij een bepaalde patiënte in gedachten, maar meestal namen zij snel een beslissing op basis van hun ervaring. Dat betekende dat zij een patiënt konden uitsluiten als zij daarvoor een andere reden hadden.
Een laatste woord
Dankzij de Nederlandse beweging van vroedvrouwen werden de vroedvrouwen opgenomen in de nieuwe ziekenhuizen. Maar het zou meer dan een paar jaar duren voordat de vroedvrouwen zich zeker genoeg voelden in hun baan om hun werk te mogen doen. Het duurde tot het einde van de 19e eeuw voordat vrouwen en vroedvrouwen zelf mochten beslissen over de bevalling. Dat betekende dat de vrouw zich comfortabel moest voelen met het hele proces, van de beslissing om door te gaan met de zwangerschap tot de beslissing om een natuurlijke bevalling te hebben. Dat was de beste manier om de negatieve gevoelens en gevoelens van ontoereikendheid te voorkomen die de vroedvrouwen zo vaak hadden gezien.